Adel verplicht. Reactie op boekbespreking door P. Slurink

23 augustus 2022

Door Nanda van Bodegraven

Pouwel Slurink, auteur van Aap zoekt zin’, vergelijkt in zijn artikel ‘Snappen of ontsnappen. Filosoferen met of zonder wetenschap’ drie onlangs gepubliceerde boeken. Het eerste dat hij bespreekt is van Marc van Dijk en heet Het wonder van betekenis, Op zoek naar geluk en wijsheid met Paul van Tongeren, Denker des Vaderlands. Het tweede boek is Het gedachtendier. Het derde is van Mariska Kret, Tussen glimlach en grimas, Uitingen van emotie in mens en dier.

Slurinks bespreking van het eerste boek, ‘Het wonder van Betekenis’, biedt een sterke analyse van het probleem van veel filosofische werken, met name publieksfilosofische: men reageert vaak op een achterhaald beeld van het wetenschappelijk denken. Slurink stelt terecht dat publieksfilosofen, zoals van Tongeren, wetenschap als een louter mechanisch, kleurloos, waarden-loos perspectief vanuit de derde persoon presenteren. Dat er veel nieuwe inzichten zijn, over mens en dier, over de menselijke psyche, over bewustzijn en zelfs over moraal, wordt met groot gemak buiten beschouwing gelaten.

Als je deze inzichten wel kent is het tenenkrommend om de verongelijktheid van de publieksdenkers, of ze nu des Vaderlands zijn of niet, te lezen. Mede daarom heb ik Het gedachtendier geschreven, bedoeld als een toegankelijk boek dat dit wetenschappelijk denken samenvat.

Het bovengenoemde doel, dus een toegankelijk overzicht bieden van het wetenschappelijk denken over de mens, is niet de belangrijkste reden waarom ik het schreef. Ik presenteer vooral een positief verhaal over de mens. Dat is meteen het belangrijkste kritiekpunt van Pouwel. Hoe kan ik positief zijn over de mens, die onder andere een verschrikkelijke klimaatcrisis veroorzaakt?

We hoeven echter de destructieve invloed van de mens niet te ontkennen om toch optimistisch over de mens te kunnen zijn. Ik introduceer in het eerste hoofdstuk hoe levenloze bouwstenen levend worden. Ik schets hoe daar dieren met waarnemingen, bewustzijn en sociale emoties uit ontstaan. Wij, mensen, zijn dieren met nog meer vermogens, zoals grammaticale taal. We bereiken daarmee een heel nieuw abstractieniveau. Ook zijn we uitermate goed in samenwerken.

Het mooiste menselijk vermogen is volgens mij dat wij kunnen reflecteren, onder meer over goed en kwaad. De natuur is niet perse goed. De natuur werkt volgens de principes van evolutie, deze zijn volkomen indifferent en mechanisch. Er is een wespensoort die eitjes legt in levende rupsen! Dat is voor de wesp harstikke handig, want haar jongen worden direct van vers voedsel voorzien. Maar de lijdensweg van de rups is onbeschrijfelijk. De natuur maalt er niet om, want het werkt. De natuur maalt ook niet om andere wreedheden van roofdieren, of om onderling machtsmisbruik, verkrachtingen en oorlogszicht bij kuddedieren, of om natuurrampen. De natuur is, de natuur is niet goed of slecht.

Mensen kunnen de instinctieve waarden beoordelen en de amorele overstijgen doordat we ze kunnen vergelijken met abstracties zoals ‘rechtvaardigheid’ of ‘medemenselijkheid’. We kunnen ook daaruit handelen. Ik zeg niet dat dit alles gemakkelijk is, ik zeg dat het mogelijk is.

Bovendien is dit alles natuurlijk nogal verwonderlijk als we dit vanuit het natuurwetenschappelijk perspectief bezien. We leven, en hoe, terwijl we tegelijk uit levenloze materie bestaan. Ik vind dat nogal wat. De verwondering is het refrein van mijn boek. Wat een megasprong maken de mechanische natuurwetten en de levenloze bouwstenen in ons lichaam.

Alle zorgen over het klimaat zijn zeer relevant, want zonder die aardse natuur kunnen we niet. En ik denk vooral dat we bewonderend en verwonderend een stuk verder komen dan mopperend op de mens en wanhopend over de ellende. Bewonderen is inspirerend, mopperen maakt fatalistisch.

Ik hoop dat de bewondering voor de natuur en de mens als deel daarvan, en hoe ongelooflijk het is dat dit allemaal op aarde heeft kunnen ontstaan, inspireert om zorgvuldiger met haar om te gaan. We hebben veel in huis om dat te doen. Noblesse oblige, adel verplicht, zoals ik in de inleiding van mijn boek benadruk.